1.4 Gebruik autogordel
De aanwezige autogordels worden op de voorgeschreven wijze gebruikt.
Dit betekent dat ze ’strak’ aan het lichaam worden gedragen ten behoeve van een optimale veiligheid. Denk hierbij vooral aan het onderste deel (heup) van de gordel. Hulpmiddelen om van de gordel
zo min mogelijk hinder te ondervinden (knijpers e.d.) zijn uit veiligheidsoogpunt sterk af te raden.
Bediening/beheersing
Bedrevenheid in de bediening is de basis voor een complete beheersing van het voertuig onder alle omstandigheden.
Een groot aantal technische handelingen zal als een soort automatisme dienen te worden uitgevoerd. Vanzelfsprekend moet de bestuurder in staat zijn zelfstandig apparatuur voor o.a. de voor- en
zijruitontwaseming, de achterruitverwarming, de ruitenwissers en
verlichting in en/of uit te schakelen.
Hierbij mag de aandacht op de weg niet verminderen of de beheersing van het voertuig in gevaar komen. Bekendheid met de positie en werking van de diverse bedieningsorganen en schakelaars is derhalve absoluut noodzakelijk.
Boek nu een theorie-cursus
[mollie-forms id=”52385″]